Zelfinspectie werken met gevaarlijke stoffen: inventariseren (2024)

Hieronder vindt u veelgestelde vragen over stap 1 van Zelfinspectie Werken met gevaarlijke stoffen.

Klik op de betreffende vraag uit stap 1 en er verschijnen aanvullende vragen en antwoorden.

Inventariseren

  1. Vraag 1: Heeft u een overzicht gemaakt van alle gevaarlijke stoffen in uw bedrijf?
    1. Wat zijn gevaarlijke stoffen?

      Gevaarlijke stoffen zijn stoffen of mengsels waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen of mengsels voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren. Hierbij onderscheiden we de volgende categorieën:

      Met gevaarsetiket

      Een groot aantal gevaarlijke stoffen is direct herkenbaar aan een gevaarsetiket. U ziet bijvoorbeeld een vlam, uitroepteken of doodshoofd op het etiket. Dit symbool staat dan ook op de het veiligheidsinformatieblad (VIB). Elk gevaarsetiket duidt op een bepaalde risicovolle eigenschap. Op de website chemischestoffengoedgeregeld.nl vindt u meer informatie over de betekenis van de etiketten. De verklaring van de etiketten is vastgelegd in de Europese regelgeving: Classification, Labelling and Packaging of chemicals (CLP).

      Zonder gevaarsetiket

      Niet alle gevaarlijke stoffen dragen een gevaarsetiket. Sommige stoffen ontstaan pas bij werkzaamheden of tijdens het proces. Denk bijvoorbeeld aan lasrook of dieselmotoremissie (DME). Ook bepaalde natuurlijke stoffen, zoals kwartsstof of houtstof, kunnen gevaarlijk zijn.

    2. Moet ik ook stoffen voor huishoudelijk gebruik inventariseren?

      Alleen als u deze stoffen professioneel gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan chloorbleekloog in de schoonmaakindustrie. Maar voor bijvoorbeeld de gootsteenontstopper in de keuken hoeft u geen blootstellingsbeoordeling (stap 2) uit te voeren. Zorg er wel voor dat u weet wat de gevaarseigenschappen zijn van deze stoffen en wat u wel/niet met de middelen kunt doen. In het veiligheidsinformatieblad is opgenomen wat u moet doen bij een ongewilde gebeurtenis met het middel, zorg dat u deze informatie in huis heeft.

    3. Moet ik ook stoffen inventariseren die vrijkomen bij het werk?

      Ja, als uw medewerkers daarmee in aanraking kunnen komen. U moet in uw inventarisatie namelijk álle stoffen vastleggen waaraan uw medewerkers kunnen worden blootgesteld.

      Denk hierbij bijvoorbeeld aan dieselmotoremissie, kwartsstof en lasrook. Er bestaat geen VIB van deze stoffen en de stoffen hebben geen H-zinnen. Maar u moet wel informatie vastleggen over de grenswaarde, het soort arbeid en of het een kankerverwekkende, mutagene en/of reprotoxische stof is.

    4. Wat moet ik inventariseren van gevaarlijke stoffen waarmee mijn werknemers helemaal niet in contact komen?

      U moet inventariseren wat de gevaarlijke eigenschappen zijn van de stoffen. Een beoordeling als in stap 2 is dan niet nodig. U moet deze stoffen wel inventariseren. Daarbij vermeldt u wat de gevaarlijke eigenschappen zijn van de stoffen. Die gegevens gebruikt u voor het calamiteitenplan dat u ook moet opstellen. Want bij brand of een andere calamiteit lopen uw werknemers toch gevaar van blootstelling. In het calamiteitenplan beschrijft u wat u doet om de gevaren van blootstelling bij een calamiteit zo veel mogelijk te beperken.

      Sommige stoffen gebruikt uw bedrijf niet dagelijks, maar bijvoorbeeld alleen bij onderhoudswerkzaamheden. Uw werknemers komen er dan toch af en toe mee in aanraking. Daarom moet u die stoffen wél inventariseren en beoordelen.

    5. Wij zijn een groothandel, we verhandelen gevaarlijke stoffen. Moet ik daarvoor ook de grenswaarden bepalen?

      Nee, dat hoeft niet. Als de stoffen goed verpakt binnenkomen, en de verpakking blijft altijd gesloten, dan worden uw werknemers niet blootgesteld aan de stoffen. De blootstelling blijft dan altijd onder de grenswaarde. U moet deze stoffen wel inventariseren. Daarbij vermeldt u wat de gevaarlijke eigenschappen zijn van de stoffen.

      Die gegevens gebruikt u voor het calamiteitenplan dat u ook moet opstellen. Want bij brand of een andere calamiteit lopen uw werknemers toch gevaar van blootstelling. In het calamiteitenplan beschrijft u wat u doet om de gevaren van blootstelling bij een calamiteit zo veel mogelijk te beperken.

    6. Ik heb heel veel gevaarlijke stoffen. Wat nu?

      Inventariseer eerst welke stoffen u in huis heeft. U hoeft niet alle stoffen in 1 keer te beoordelen. Begin met de stoffen die het meeste risico opleveren, zoals kankerverwekkende (carcinogene), mutagene en/of reproductietoxische stoffen, maar denk ook aan sensibiliserende stoffen (ofwel allergenen). Of met de stoffen die veel worden gebruikt of die in kleine hoeveelheden al een groot effect hebben op de gezondheid. Dit noemen we prioriteren. U bepaalt zelf de volgorde: welke stof is het meest risicovol? Leg vast welke keuzes u heeft gemaakt en welke afweging u daarbij heeft gemaakt. U moet de keuzes goed kunnen onderbouwen.

      Prioriteren

      Op basis van H-zinnen (fysische eigenschappen en gezondheidsrisico’s) wordt een indeling in gevaarklassen gemaakt. De prioritering gebeurt vervolgens op basis van deze gevaarklassen en de werkplekomstandigheden. Op deze manier ontstaat een indeling in (zeer)hoog-risicostoffen, middel- en laag-risicostoffen.

      Meer informatie over prioritering kunt u hier vinden:

    7. Moet ik de verschillende componenten in een mengsel apart inventariseren en beoordelen?

      Ja. De meeste stoffen waarmee u werkt, bestaan uit een mengsel van verschillende componenten. U moet in dat geval voor elke component apart vastleggen:

      • hoeveel procent van elke component in het mengsel zit;
      • wat de grenswaarde van die component is;
      • wat de blootstelling is van uw werknemers aan die component.

      Als een werknemer in aanraking komt met verschillende stoffen, en die stoffen bevatten dezelfde component, dan moet de totale blootstelling per dag (= het daggemiddelde) beneden de grenswaarde blijven. U bepaalt het daggemiddelde door de blootstelling aan die component uit de verschillende stoffen bij elkaar op te tellen. Bekijk online hulpmiddel 'Toetsen aan de grenswaarden'

    8. Wij zijn een afvalverwerkingsbedrijf. Moet ik de afvalstoffen ook inventariseren en beoordelen?

      Dat hoeft niet tot in detail. Maar u moet wel inzicht hebben in de verschillende soorten stoffen die er binnenkomen. Maak daarvan een inventarisatie. Op basis van deze kennis zorgt u voor een goede bescherming van uw medewerkers. Neem structurele maatregelen om blootstelling te voorkomen. En zorg dat uw medewerkers zich bewust zijn van de risico’s. Geef goede voorlichting!

      Zorg voor een goed calamiteitenplan, dat is toegesneden op de gevaren die kunnen ontstaan bij brand, ontploffing of andere calamiteiten.

      Let ook op de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Sommige afvalstoffen mogen niet bij elkaar worden opgeslagen. ZiehiervoorOpslag van verpakte gevaarlijke stoffen op content.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl (Pagina 15).

    9. Wat als ik geen VIB van mijn leverancier krijg, terwijl dit wel zou moeten?

      U bent zelf verantwoordelijk voor gezond en veilig werken in uw bedrijf. Dit betekent dat u in dat geval zelf de benodigde informatie moet verzamelen. Pas dan kunt u de risico's beoordelen en de juiste maatregelen nemen bij het werken met gevaarlijke stoffen. Dus ook als u géén VIB van uw leverancier krijgt, bent u verantwoordelijk. De eenvoudigste manier om de informatie te verzamelen is om het VIB alsnog op te vragen bij uw leverancier.

    10. Hoe weet ik of het VIB van mijn leverancier in orde is?

      Elk VIB moet voldoen aan de uitgebreide Bijlage II van de REACH-verordening. Het is daarom lastig om snel te controleren of de informatie in het VIB klopt. Om een eerste indruk te krijgen of het VIB in orde is, kunt u de VIB-check gebruiken. Als uit de VIB-check blijkt dat het VIB niet in orde is, kunt u de uitslag direct doorsturen aan uw leverancier met het verzoek om het VIB te verbeteren.

    11. Waarom krijg ik niet van alle stoffen een VIB?

      Uw leverancier moet een VIB leveren bij stoffen en mengsels die:

      • volgens de CLP-verordening zijn ingedeeld als gevaarlijk - deze zijn te herkennen aan een gevarenpictogram op de verpakking;
      • persistent, bio-accumulerend en giftig of zeer persistent en zeer bio-accumulerend zijn - dit zijn slecht afbreekbare stoffen die schadelijk kunnen zijn voor het milieu;
      • op de kandidatenlijst voor autorisatie staan.

      In alle andere gevallen is een VIB niet verplicht. Soms moet het VIB wel op verzoek leverbaar zijn. Bijvoorbeeld als een mengsel zelf niet als gevaarlijk is ingedeeld, maar wel een - volgens de CLP-verordening - gevaarlijke component bevat. Veel leveranciers maken een veiligheidsinformatieblad of VIB voor al hun producten, ongeacht of deze als gevaarlijk zijn ingedeeld of niet.

    12. Hoe moet een inventarisatie eruit zien?

      U mag zelf bepalen wat voor u handig werkt. Er is geen vast format voorgeschreven. In het online hulpmiddel ‘Wat en hoe inventariseren’ vindt u welke informatie u moet vastleggen. Bekijk hulpmiddel voorbeeld en toelichting registratie gevaarlijke stoffen.

    13. In principe moet u de stoffen van Research & Development (R&D) precies zo behandelen als de andere stoffen in uw bedrijf. Dus:

      • inventariseren en gegevens vastleggen
      • blootstelling beoordelen
      • maatregelen nemen om de blootstelling omlaag te brengen.

      Prioriteren

      Prioriteren kan door middel van een Control Banding systeem. Op basis van H-zinnen (fysische eigenschappen en gezondheidsrisico’s) wordt een indeling in gevaarklassen gemaakt. De prioritering gebeurt vervolgens op basis van deze gevaarklassen en de werkplekomstandigheden. Op deze manier ontstaat een indeling in (zeer)hoog-risicostoffen, middel- en laag-risicostoffen.

      Clusteren

      U kunt ook stoffen clusteren: stoffen die op elkaar lijken kunt u bij de beoordeling samenvoegen tot een cluster. Per cluster stelt u vervolgens vast welke stof het meeste risico oplevert.

      Het gebeurt vaak dat er voor R&D-stoffen weinig of geen gegevens zijn, daardoor kan het lastig zijn om een grenswaarde vast te stellen. In dat geval moet u de stof altijd behandelen alsof het een zeer gevaarlijke stof is en kunt u als grenswaarde een kick off grenswaarde als referentiewaarde hanteren.

      Bekijk online hulpmiddel 'Hoe ga ik te werk bij het vaststellen van grenswaarden'

  2. Vraag 2: Vermeldt het overzicht bij iedere gevaarlijke stof alle bijbehorende eigenschappen?
    1. Welke gegevens moet ik inventariseren?

      Een opsomming van deze gegevens vindt u in het online hulpmiddel Wat en hoe inventariseren

    2. Waar vind ik de gegevens over een gevaarlijke stof?

      Deze gegevens haalt u voornamelijk van het veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit heet ook wel: Safety Data Sheet (SDS). Bij mengsels noteert u alleen de componenten die op het VIB of SDS staan. Deze componenten zijn belangrijk bij de beoordeling van de blootstelling.

      Geen VIB of SDS gekregen?

      U hoort een VIB of SDS te krijgen van de leverancier van de stof. Heeft u geen VIB of SDS van een bepaalde stof? Dan bent u verplicht zelf informatie op te sporen. U kunt de leverancier of de fabrikant vragen om het VIB/SDS, zoeken op internet of de hulp inschakelen van een adviesbureau of uw brancheorganisatie.

      Stoffen die ontstaan tijdens het werkproces

      Bij het werk kunnen stoffen vrijkomen, zoals lasrook of kwartsstof. Uiteraard heeft u daar geen VIB van. In zo'n geval geldt: veiligheid boven alles. Neem alle denkbare maatregelen om gezondheidsschade te voorkomen. U kunt hiervoor informatie vragen bij uw brancheorganisatie, een arbodienst of een arbeidshygiënist.

    3. Hoe bepaal ik de grenswaarde van een stof?

      Bekijk online hulpmiddel Hoe ga ik te werk bij het vaststellen van grenswaarden

    4. Hoe bepaal ik de grenswaarde van een mengsel?

      Het komt niet vaak voor dat er een grenswaarde is bepaald voor het mengsel als geheel. Benzine is een voorbeeld van een mengsel met een eigen grenswaarde, namelijk 240 mg/m³. In dit geval mag u de blootstelling van uw werknemers toetsen aan deze grenswaarde.

      De meeste mengsels hebben geen eigen grenswaarde. In dat geval moet u voor iedere component een grenswaarde bepalen.

    5. Wanneer mag ik de kick-off-grenswaarde gebruiken?

      U gebruikt de kick-off-grenswaarde alleen als u geen andere grenswaarde kunt vinden voor de stof. Meer informatie over de bepaling van grenswaarden vindt u in het online hulpmiddel Hoe ga ik te werk bij het vaststellen van grenswaarden

    6. Welke kick-off-waarde kan ik gebruiken bij blootstelling aan stofdeeltjes in de lucht?

      Is er een H-zin voor deze stof? Bepaal dan een kick-off-grenswaarde voor de stofdeeltjes met een van onderstaande methodes:

      Is er geen H-zin voor deze stofdeeltjes en zijn er geen specifieke eigenschappen? Raadpleeg dan een deskundige, zoals een arbeidshygiënist of iemand op het niveau van een arbeidshygiënist.

    7. Als een stof geen grenswaarde heeft, mag ik dan de grenswaarde nemen van een stof met dezelfde H-zin en een vergelijkbare dampspanning?

      Nee, dat mag niet. Vergelijkbare stoffen kunnen toch heel verschillende gezondheidseffecten hebben.

    8. Hoe moet een inventarisatie eruit zien?

      U mag zelf bepalen wat voor u handig werkt. Er is geen vast format voorgeschreven. In het online hulpmiddel ‘Wat en hoe inventariseren’ ziet u welke informatie u moet vastleggen.

    9. Is het altijd nodig om voor elke stof een kwantitatieve luchtgrenswaarde op te stellen?

      Nee, in bepaalde situaties hoeft dat niet. Namelijk als er geen blootstelling plaatsvindt omdat de stofeigenschappen of de werkwijze blootstelling uitsluiten. Bijvoorbeeld bij:

      • gevaarlijke stoffen die worden verhandeld zonder overpakken of overschenken van de gevaarlijke stof uit de verpakking
      • gevaarlijke stoffen in een gesloten systeem zonder monstername of andere handelingen waarbij blootstelling kan optreden.
      • Ook kan het vaststellen van een grenswaarde achterwege blijven als de stof in een cluster valt waarvan voor een andere, meer risicovolle stof een beoordeling wordt uitgevoerd.

      Zijn de gezondheidseffecten van een stof niet bekend?

      U moet de stof dan altijd behandelen alsof het een zeer gevaarlijke stof is. En de bijpassende beschermingsmaatregelen nemen.

    10. Kan ik de grenswaarde uit het VIB overnemen?

      In principe wel, maar de grenswaarden in het VIB zijn niet altijd juist. Check daarom volgens het online hulpmiddel 'Hoe ga ik te werk met het vaststellen van grenswaarden' of dit inderdaad de grenswaarde is met het laagste gezondheidsrisico.

    11. Welke stoffen vallen onder REACH?

      De meeste stoffen vallen onder REACH. Er zijn enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld radioactieve stoffen en afvalstoffen. Maar let op! Deze stoffen kunnen wel gevaarlijk zijn volgens de Arbowetgeving. Welke REACH-verplichtingen gelden, is afhankelijk van hoe gevaarlijk een stof is en hoeveel van die stof u maakt, mengt, importeert, verhandelt, vervoert of gebruikt.

      Wilt u checken wat u moet doen? Ga dan naar de RIVM-website chemischestoffengoedgeregeld.nl

    12. Wat heeft REACH te maken met Arbo?

      Er is een sterke relatie tussen REACH en uw arbobeleid. Een belangrijk aspect van REACH is de kennis over de gevaareigenschappen van stoffen, de beheersing van de risico's, en de communicatie daarover in de keten (producent -> leverancier -> gebruiker). Zonder deze informatie kunt u onmogelijk een goed Arbobeleid op het gebied van gevaarlijke stoffen voeren. Maar er zijn ook verschillen. Bijvoorbeeld dat REACH sommige stoffen of kleine hoeveelheden uitzondert van bepaalde verplichtingen, terwijl het Arbobesluit bepaalt dat u de blootstelling aan álle gevaarlijke stoffen goed moet beheersen. Ga voor meer informatie naar chemischestoffengoedgeregeld.nl

  3. Vraag 3: Zijn er kankerverwekkende, mutagene of reproductietoxische stoffen aanwezig in uw bedrijf?
    1. Hoe kan ik CMR-stoffen herkennen?

      U herkent CMR-stoffen aan de H-zinnen in het VIB:

      • H350 = C
      • H340 = M
      • H360 = R
      • H361 = R
      • H362 = R

      Denk ook aan de stoffen die ontstaan tijdens het werk! De stoffen die hierbij ontstaan zijn niet te herkennen via de H-zinnen op het VIB. U dient zelf na te gaan of deze stoffen de genoemde H-zinnen hebben. U kunt hiervoor de officiële kanalen gebruiken.

    2. Bij welke werkzaamheden kunnen kankerverwekkende of mutagene stoffen vrijkomen?

      Bij deze werkzaamheden is er een grote kans dat er CM-stoffen vrijkomen:

      • asbestsanering;
      • laswerkzaamheden aan RVS materiaal;
      • ijzer en staal gieten;
      • bewerking en verwerking van metaal;
      • bewerking van steenachtige materialen (kwartsstof);
      • bewerking van hardhout (houtstof);
      • bewerking en verwerking van chemisch afval;
      • bewerking en verwerking van verontreinigde grond;
      • tankreiniging;
      • brandweeractiviteiten (roet, asbest);
      • gebruik van dieselmotoren.

      Ook bij andere werkzaamheden kunnen CM-stoffen vrijkomen. Dat hangt natuurlijk vooral af van de stoffen en materialen waarmee u werkt.

    3. Als een mengsel maar een klein percentage CMR-stof bevat, geldt het dan toch als een CMR-stof?

      Dat hangt af van het percentage. Als een mengsel een C-, M- en/of R-component bevat en de concentratie van die component is groter dan of gelijk aan de waarde in deze tabel, dan geldt het mengsel als een CM- of R-stof. Let op: voor CM-stoffen moet u meer gegevens vastleggen in uw inventarisatie dan voor R-stoffen!

      De waarden in deze tabel komen uit de Preparatenrichtlijn 1999/45/EG, Bijlage II deel B, en uit de CLP-verordening (EG) Nr. 1272/2008, Bijlage I.

      H - zinnen

      Niet-gasvormige preparaten

      (gewichtsprocent)*

      Gasvormige preparaten

      (volumeprocent)*

      Concentratiegrenzen *

      in het mengsel

      H340 (M)

      0.1 0.1 0.1

      H350 (C)

      0.1 0.1 0.1

      H360 (R)

      0.5 0.2 0.3

      H361 (R)

      5 1 3
      H362 (R) 3
    4. Moet ik ook stoffen inventariseren die vrijkomen bij het werk?

      Ja, als uw medewerkers daarmee in aanraking kunnen komen. U moet in uw inventarisatie namelijk álle stoffen vastleggen waaraan uw medewerkers kunnen worden blootgesteld.

      Denk hierbij bijvoorbeeld aan dieselmotoremissie, kwartsstof en lasrook van RVS lassen. Er bestaat geen VIB van deze stoffen en de stoffen hebben geen H-zinnen. Maar u moet wel informatie vastleggen over de grenswaarde, het soort arbeid en of het een kankerverwekkende, mutagene en/of reproductietoxische stof is.

  4. Vraag 4: Heeft u de extra gegevens voor CMR-stoffen vastgelegd?
    1. Welke extra gegevens moet ik vastleggen voor CM-stoffen?

      Dit zijn de extra gegevens die u moet vastleggen voor CM-stoffen:

      • voor elke C- of M-stof: waarom het noodzakelijk is dat u deze stof gebruikt en wat de reden is dat vervanging van de CM-stof technisch niet uitvoerbaar is door een minder schadelijke stof;
      • de hoeveelheid CM-stoffen die u per jaar vervaardigt, gebruikt of op voorraad heeft. In liters, (kilo)grammen, etc;
      • een lijst van alle werknemers die worden blootgesteld aan kankerverwekkende en/of mutagene stoffen;
      • de soort arbeid die u verricht met de CM-stof;
      • de algemene, preventieve maatregelen die u neemt om blootstelling te voorkomen;
      • de persoonlijke beschermingsmiddelen die uw medewerkers gebruiken.
    2. Welke extra gegevens moet ik vastleggen voor reproductietoxische (R-)stoffen?

      Dit zijn de extra gegevens die u moet vastleggen voor R-stoffen:

      • de hoeveelheid R-stoffen die u per jaar vervaardigt, gebruikt of op voorraad heeft;
      • het aantal werknemers dat kan worden blootgesteld aan de R-stoffen.
      • de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht.

      Deze gegevens moet u ook vastleggen voor verdachte R-stoffen (te herkennen aan H361) en stoffen die een effect hebben op of via de lactatie (H362).

    3. Hoe kan ik stoffen herkennen die verdacht worden van kankerverwekkende of mutagene eigenschappen?

      U kunt verdachte CM-stoffen herkennen aan deze H-zinnen:

      • H341: verdacht van het veroorzaken van genetische schade
      • H351: verdacht van het veroorzaken van kanker
    4. Voor CM-stoffen moet ik extra gegevens vastleggen. Geldt dat ook voor stoffen die verdacht worden van kankerverwekkende of mutagene eigenschappen?

      Nee. Voor deze stoffen geldt de wettelijke verplichting niet. Het is wel verstandig om de verdachte stoffen apart aan te duiden in uw registratie. U kunt ze dan makkelijk terugvinden als er wijzigingen zijn in de situatie. Bijvoorbeeld als er andere regels komen voor verdachte CM-stoffen, of als een verdachte stof definitief wordt opgenomen in de lijst van kankerverwekkende stoffen.

      U kunt verdachte CM-stoffen herkennen aan deze H-zinnen:

      • H341: Verdacht van het veroorzaken van genetische schade
      • H351: Verdacht van het veroorzaken van kanker
    5. Hoe registreer ik de blootstelling aan CM-stoffen van de medewerkers?

      In de RI&E heeft u per afdeling, functie en/of taak geïnventariseerd en beoordeeld of er sprake is van blootstelling aan CM-stoffen. Deze resultaten kunt u koppelen aan uw personeelsregistratie. U kunt ook de bedrijfsarts of arbodienst vragen om u hierbij te ondersteunen. Gegevens kunnen bijvoorbeeld ook opgenomen worden in het medisch dossier van de blootgestelde werknemers.

    6. Moet ik de extra gegevens voor CM-stoffen ook vastleggen voor CM-stoffen die vrijkomen bij het werk?

      Ja, leg vast welke werknemer in welke periode een functie heeft gehad waarbij hij aan CM-stoffen is blootgesteld. Koppel deze informatie aan de blootstellingsgegevens die in de RI&E per functie zijn vastgelegd.

      Deze gegevens kunnen bijvoorbeeld ook opgenomen worden in de medisch dossiers van de blootgestelde werknemers.

    7. Waarom moet ik registreren welke medewerkers zijn blootgesteld aan CM-stoffen?

      Deze gegevens zijn nodig als een werknemer ziek wordt, om te bepalen of er verband kan zijn tussen werk en ziekte.

  5. Vraag 5: Is het mogelijk om kankerverwekkende en mutagene stoffen te vervangen binnen uw bedrijf?
    1. De vervangende producten zijn lastig – en dus duurder - te verwerken. Moet ik dan toch de vervangende producten gebruiken?

      Ja, indien er een minder schadelijk alternatief op de markt is en deze gebruikt kan worden in het proces dient u deze te gebruiken, ondanks dat de kostprijs hoger ligt.

    2. Wij werken maar af en toe met kankerverwekkende stoffen en dan dragen we PBM. Dat is toch ook goed?

      Nee, ook kortdurende blootstelling aan kankerverwekkende stoffen kan een schadelijk gezondheidseffect hebben op lange termijn. Als er een geschikt minder schadelijk alternatief is, dient u deze te gebruiken. Tegelijkertijd dient u voor deze stoffen de arbeidshygiënische strategie te volgen.

    3. Wij werken met gesloten systemen, er is helemaal geen blootstelling. Moet ik de CM-stoffen dan toch nog vervangen?

      Uit uw risico inventarisatie moet blijken of er voorafgaand, tijdens en aan het einde van een gesloten proces alsnog blootstellingsmomenten kunnen zijn. Denk aan het laden/lossen en bij eventuele monstername. Indien er toch sprake kan zijn van blootstelling, dient u na te gaan of:

      1. Waaromishetgebruikvandestof(ofhetproces)striktnoodzakelijk,enisvervanging technischnietuitvoerbaar?
      2. Welkeinspanningenheefthetbedrijfgedaanomtetrachtenomtotvervangingtekomen?

      Documenteer uw onderbouwing.

    4. Er zijn geen alternatieven voor de gebruikte CM-stoffen. Hoe ver moet ik gaan?

      Ga het volgende na:

      1. Moetdezestof‘evengoed’presterenalsdeoudestof?
      2. Ofkanhetook‘ietsminder,maarwelvoldoende’?
      3. Ofkandevereistekwaliteitmisschienbehaaldwordendooreencombinatievan vervangendestoffen?
      4. Informeerbij/via:
      • eigenleverancier;
      • andereleveranciers;
      • brancheorganisatie;
      • collega‐bedrijven(ookinhetbuitenland!);
      • anderebranches/bedrijveninanderebranches;
      • onderzoeksorganisaties;
      • internet/databases.

      Bekendedatabasesmetvoorbeeldenvanvervangingenzijn:

    5. We hebben alleen CM-stoffen die ontstaan tijdens het werk, moet ik deze ook vervangen?

      Ja, u moet ook onderzoeken of u het proces kan aanpassen zodat er geen CM-stoffen meer vrijkomen.

      Bijvoorbeeld:

      • Maakgebruikvanhetelektriciteitsnet,ofvanaccu aangedreven apparatuur, i.p.v. een dieselgenerator voor stroom;
      • Mechanischverbindeni.p.v.lassen.
  6. Vraag 6: Zijn er sensibiliserende stoffen aanwezig in uw bedrijf?
    1. Welke aspecten moeten aan bod komen bij de voorlichting mbt sensibiliserende stoffen?

      In deze voorlichting dienen in ieder geval de volgende aandachtspunten aan de orde te komen:

      • Aan welke allergenen ze kunnen worden blootgesteld.
      • Hoe een allergie kan ontstaan en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn.
      • Waarom het dus belangrijk is om iedere dag op te letten dat de blootstelling zo ver mogelijk geminimaliseerd is en blijft.
      • Welke beheersmaatregelen ze moeten toepassen en waarom het correct gebruiken hiervan bij sensibiliserende stoffen iedere dag belangrijk is.
      • Hoe zij (vroege) symptomen kunnen herkennen bij zichzelf (inclusief een specifieke uitleg, welke symptomen dat kunnen zijn voor de relevante allergenen, zoals kortademigheid, hoesten, handeczeem).
      • Waarom het heel belangrijk is om bij vroege symptomen de bedrijfsarts te bezoeken.
    2. Hoe kom ik erachter welke sensibiliserende stoffen wij in huis hebben?
      Zelfinspectie werken met gevaarlijke stoffen: inventariseren (1)

      Verpakte producten

      Als deze sensibiliserende componenten bevatten, zijn deze op de verpakking en in het VIB herkenbaar als allergeen-bevattend product. Hiervoor zijn 2 specifieke H-zinnen en een EUH-zin aangewezen. Inhalatieallergenen moeten worden gekenmerkt met de waarschuwingszin H334 “Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken” en huidallergenen met H317 “Kan een allergische huidreactie veroorzaken”. Verder kan EUH208 worden gebruikt: “Let op: bevat <naam van de sensibiliserende stof>. Kan een allergische reactie veroorzaken.”

      H-zinnen die duiden op irriterende of sensibiliserende eigenschappen:

      • H334: Sensibiliserend voor de ademhalingswegen
      • H317: Sensibiliserend voor de huid

      Onverpakte producten

      Met name diverse natuurlijke stoffen, kunnen ook sensibiliserende componenten bevatten. Deze stoffen zijn niet te herkennen aan een H-zin. Dit kan bijvoorbeeld gaan om eiwitten of enzymen, die voorkomen in materialen zoals meelstof, houtstof, levensmiddelen, huidschilfers en uitwerpselen van dieren, maar ook enkele biologische agentia (bijv. sommige schimmels of schimmelsporen).

    3. Medewerkers hebben klachten over roodheid van de huid en ogen of hebben vaak irritatie van de huid (jeuk). Wat nu?

      U kunt als werkgever ook letten op het gedrag van de medewerkers binnen uw bedrijf. Als uw werknemers regelmatig aan hun neus ziet wrijven of moeten krabben of rode ogen hebben, kan dit duiden op een allergische reactie. U kunt dan nagaan of er stoffen binnen uw bedrijf zijn die deze mogelijke allergische reactie veroorzaakt, bij twijfel kunt u uw medewerker ook vragen zich te laten onderzoeken door de bedrijfsarts. De bedrijfsarts kan hierbij gebruik maken van een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO).

    4. Als ik sensibiliserende stoffen in huis heb, moet ik dan nog iets specifieks doen?

      Er zijn duidelijke verschillen tussen medewerkers in de gevoeligheid voor allergenen. U als werkgever moet het volgende doen:

      • zich realiseren dat er allergenen binnen uw bedrijf zijn;
      • de allergenen proberen te vervangen of te beheersen en;
      • een grenswaarde voor de allergenen vast te stellen.

      Verder zoals voor alle stoffen geldt waarmee wordt gewerkt, is het belangrijk een deskundige van de arbodienst/bedrijfsarts te betrekken en een arbeidsgezondheidskundig aan te bieden.

Deel deze pagina

  • Deel deze pagina op uw eigen account op Twitter
  • Deel deze pagina op uw eigen account op Facebook
  • Deel deze pagina op uw eigen account op LinkedIn
Zelfinspectie werken met gevaarlijke stoffen: inventariseren (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Jonah Leffler

Last Updated:

Views: 5742

Rating: 4.4 / 5 (65 voted)

Reviews: 88% of readers found this page helpful

Author information

Name: Jonah Leffler

Birthday: 1997-10-27

Address: 8987 Kieth Ports, Luettgenland, CT 54657-9808

Phone: +2611128251586

Job: Mining Supervisor

Hobby: Worldbuilding, Electronics, Amateur radio, Skiing, Cycling, Jogging, Taxidermy

Introduction: My name is Jonah Leffler, I am a determined, faithful, outstanding, inexpensive, cheerful, determined, smiling person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.